Datum: 23-09-1997Pagina: 2

Haast, ongelooflijke haast, want iedere maand verdwijnt er ergens wel een taal
HARO HIELKEMA
TROUW

Professor Frits Kortlandt heeft haast, ongelooflijke haast. Hij werkt - en praat - alsof hij voortdurend op de hielen wordt gezeten. De Leidse taalwetenschapper moet namelijk de tijd zien vóór te blijven. Want iedere maand verdwijnt wel ergens in de wereld een taal. Onbeschreven, ongekend.

Waar anderen zich druk maken over het uitsterven van de Californische condor of de panda, ziet Kortlandt met lede ogen talen in het niets oplossen. En niet zo maar een paar: talen - en dan met name gesproken, ongeschreven talen - verdwijnen volgens hem met honderden tegelijk. De hoogleraar in de Balto-Slavische taalkunde en de vergelijkende taalwetenschappen aan de Rijksuniversiteit Leiden doet er alles aan te redden wat er nog te redden valt. Hij richtte daartoe onder meer in Leiden het Instituut voor beschrijvende en vergelijkende taalwetenschappen op.

Prof. dr. F. H. H. Kortlandt (51) geldt als een grootheid op zijn gebied. Hij heeft minstens 170 publicaties op zijn naam en leverde 26 promovendi af. Voor de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk onderzoek is zijn werk zelfs zo belangrijk, dat die NWO hem dit jaar met twee andere vooraanstaande Nederlandse wetenschappers de Spinozaprijs heeft toegekend. Op 15 oktober krijgt de Leidse professor de premie van twee miljoen gulden om zijn reddingsacties voor met uitsterven bedreigde talen te kunnen uitbreiden.

Een 'talenwonder' zou de buitenwacht hem noemen. Beheerste op z'n zestiende Frans, Duits, Engels, Spaans en Italiaans. Reisde als student in de vakantie naar de Balkan, om daar verschillende Slavische talen te leren. Leerde en passant ook Grieks en Pools en stortte zich vervolgens op het Russisch. Vóór zijn twintigste had hij ook die taal onder de knie. "Tot die leeftijd ging het spelenderwijs. Ik had het geluk dat de meeste mensen die ik onderweg ontmoette, maar één taal spraken. Ik leerde sprekenderwijs. Natuurlijk roest het spreken wat weg, als je het niet bijhoudt. Maar je hebt de basis jong gelegd; ik had het Spaans bijvoorbeeld binnen twee dagen weer terug. Woordjes stampen heb ik nooit gedaan. Als je een woord niet kent, zoek je het op. Bij de tweede keer denk je: 'O ja, dat is waar.' De derde keer: 'Ken ik het nu nog niet?' En de vierde keer weet je het."

Zijn eerste studie was overigens natuurkunde, daarna volgde wiskundige economie, Slavisch deed ie erbij. "Talen studeerde je meer voor de aardigheid. Natuurkunde was iets voor knappe koppen, maar ik vond het op den duur een beetje flauw met al die proefjes en zo. Economie koos ik vanuit het idealisme uit de jaren zestig: je dacht de wereld te kunnen veranderen met het Planbureau. Mijn eerste baan was die van ontwikkelingseconoom."

Uiteindelijk kwam hij toch op taalwetenschappen uit, al stond zijn proefschrift (over theoretisch taalonderzoek in Oost-Europa) bol van de wiskundige formules. Op 27-jarige leeftijd werd Kortlandt hoogleraar Slavische talen. Zijn werk strekt zich uit tot de taalgebieden van het Armeens, Germaans, Keltisch, Tochaars, Fins-Oegrisch, Altaïsch en Sino-Tibetaans, en is vooral gericht op de beschrijving en vergelijking van gesproken en uitgestorven talen. "Daarvoor is een wiskundige, abstracte achtergrond een heel goede basis. Interessant voor mij is hoe dingen samenhangen, welke elementen in talen met elkaar overeenstemmen. Dat is een kwestie van puzzelen en waarnemen. Goed opletten is belangrijk: op woorden, klanken, verbuigingen. Elke nieuwe taal die je bestudeert, is een schat."

Dat talen verdwijnen, vindt Kortlandt op zichzelf niet zo dramatisch: "Het is een natuurlijk proces dat zich al eeuwen voltrekt. Voor mensen die zo'n taal spreken is het afschuwelijk. Ik heb een oma zien huilen omdat ze niet meer kon praten met haar kleinkind. Voor ons is het treurig dat die talen uitsterven zonder dat ze een spoor achterlaten. Want van de naar schatting vijf- tot zesduizend talen is amper een tiende deel behoorlijk beschreven. De opkomst van radio en tv is desastreus voor talen met weinig sprekers. Over 150 jaar zijn er nog maar zeshonderd over. Het gaat echt heel hard."

Daarom heeft Kortlandt zo'n haast. "Er zijn talen die nog maar door een paar mensen gesproken worden, voornamelijk door oudere mensen. Als zij doodgaan, sterft ook hun taal uit. Voordat het zover is, moeten we er voor zorgen dat we die hebben onderzocht en 'vastgelegd'. Ik wil weten hoe het geweest is, hoe het geklonken heeft en hoeveel die taal gemeen heeft met andere talen. Het is dus niet alleen een kwestie van verzamelen, maar ook van een grammatica opstellen, een aantal teksten veiligstellen, sprookjes en mythes noteren en een behoorlijke woordenlijst aanleggen."

Promovendi van Kortlandt onderzoeken onder meer bedreigde talen in de Himalaya (en ontdekten er ook twee nieuwe). Met het geld van de Spinoza-prijs komen ook talen in Centraal-Azië en Siberië in beeld. "De talen die wij willen bestuderen, vind je vaak in zeer onherbergzame gebieden. Het is niet echt gemakkelijk om daar te komen. Wie in de Himalaya gaat werken, moet soms een of twee dagen met de bus en dan nog een week lopen. Dan ben je er nóg niet, want zie de mensen maar eens te vinden die in een milieu waarin het Nepalees de overhand heeft gekregen, de oorspronkelijke taal nog spreken. Meestal gaat het maar om een handjevol."

"Als onderzoeker moet je tegen ontberingen kunnen, maar sociale vaardigheid is ook erg belangrijk. Je mag het dorpshoofd niet passeren, dient de notabelen te vriend te houden en moet het vertrouwen bij een argwanende gemeenschap winnen. Het is goed als je de gewoonten en gebruiken kent. En daarnaast moet je taalkundig goed geschoold zijn: het Nepalees kennen, een aantal talen beheersen die in de buurt voorkomen en mogelijk enige verwantschap hebben."

Zijn onderzoekers zijn zeer gemotiveerd en hoogbegaafd, zegt Kortlandt - zonder dat het arrogant bedoeld is. Ze hebben vaak al twee keer doctoraal gedaan, kennen minstens een stuk of zes, zeven talen en kunnen een nieuwe taal in een paar maanden oppikken en verwerken. "Wij vragen ze persoonlijk, instrueren ze en gaan als het even kan bij ze langs in het veld." Hij laat een verse dissertatie zien; het is een beschrijving van het Yamphu uit Nepal, 300 bladzijden grammatica en schema's en 200 gevuld met teksten. De promovendus had nog een aantal mensen gevonden die deze Himalaya-taal spraken.

Dat onderzoek is dus gereed, maar hij heeft al weer een gesprek voor een studie in Siberië; een antropologe die in de streek waar de oude Sovjets hun strafkampen hadden rituelen gaat bestuderen. "Het zou leuk zijn als ze ook iets aan het Jukagir kan doen. Dat is een taal die relaties heeft met de groep van Fins-Oegrische talen en met Eskimo-talen. Er zijn nog minder dan 300 sprekers."

Kortlandt verbleef zelf in de jaren zeventig voor onderzoek bij de Wakashan-stam. Deze Indianen leefden in het westen van Canada, ruim honderd kilometer verwijderd van het naburige dorp. Binnen de stam werden vier verschillende talen gesproken. De Leidenaar probeerde één daarvan in kaart te brengen.

"Er waren op dat moment nog tien Indianen die die taal spraken, allen boven de zestig. Het was een zeer gecompliceerde, ongeschreven taal. Met klanksystemen die voor ons vreemd zijn. Voor hetzelfde begrip hebben ze verschillende woorden, ze kennen 46 sets van telwoorden. Eén boot of twee boten: dat maakt een fors verschil. Drie boten is wéér anders - zo gaat het tot en met zes door. Boven de zes tellen ze niet meer. Maar boten die naast elkaar liggen, zijn anders dan achter elkaar. En mensen die lopen, worden anders geteld dan mensen die staan."

Kortlandt is blij met de Spinoza-premie, die hij wil gebruiken om extra promovendi en postdoctorale studenten aan te stellen. En om zijn congresreizen te betalen, want die betaalt hij nu uit eigen zak. "Ik heb een mooi salaris, ik kan het doen. Het biedt me het voordeel dat ik in m'n werk vrij ben. Ik regel alles zelf, ook mijn reizen. Als ik dat soort zaken moet aanvragen, raak ik zoveel tijd kwijt aan de bureaucratie. Dan moet ik de goedkoopste route zoeken, terwijl ik met een non-stop vliegtuig de minste tijd verlies. En zo heb ik van niemand last."  

Op dit artikel rust copyright © 2000 PCM Interactieve Media b.v., resp. de oorspronkelijke uitgever en/of de auteurs.